Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Spreuken 11

Spreuken

Index

Hoofdstuk 12

1

 

 Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig. 

 


2

 

 De goede zal een welgevallen trekken van den HEERE; maar een man van schandelijke verdichtselen zal Hij verdoemen. 

 


3

 

 De mens zal niet bevestigd worden door goddeloosheid; maar de wortel der rechtvaardigen zal niet bewogen worden. 

 


4

 

 Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar die beschaamt maakt, is als verrotting in zijn beenderen. 

 


5

 

 Der rechtvaardigen gedachten zijn recht; der goddelozen raadslagen zijn bedrog. 

 


6

 

 De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden. 

 


7

 

 De goddelozen worden omgekeerd, dat zij niet meer zijn; maar het huis der rechtvaardigen zal bestaan. 

 


8

 

 Een ieder zal geprezen worden, naardat zijn verstandigheid is; maar die verkeerd van hart is, zal tot verachting wezen. 

 


9

 

 Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft. 

 


10

 

 De rechtvaardige kent het leven van zijn beest; maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed. 

 


11

 

 Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, is verstandeloos. 

 


12

 

 De goddeloze begeert het net der bozen; maar de wortel der rechtvaardigen zal uitgeven. 

 


13

 

 In de overtreding der lippen is de strik des bozen; maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen. 

 


14

 

 Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen. 

 


15

 

 De weg des dwazen is recht in zijn ogen; maar die naar raad hoort, is wijs. 

 


16

 

 De toorn des dwazen wordt ten zelven dage bekend; maar die kloekzinnig is, bedekt de schande. 

 


17

 

 Die waarheid voortbrengt, maakt gerechtigheid bekend; maar een getuige der valsheden, bedrog. 

 


18

 

 Daar is een, die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn. 

 


19

 

 Een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid; maar een valse tong is maar voor een ogenblik. 

 


20

 

 Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad smeden; maar degenen die vrede raden, hebben blijdschap. 

 


21

 

 Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden. 

 


22

 

 Valse lippen zijn den HEERE een gruwel; maar die trouwelijk handelen, zijn Zijn welgevallen. 

 


23

 

 Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit. 

 


24

 

 De hand der vlijtigen zal heersen; maar de bedriegers zullen onder cijns wezen. 

 


25

 

 Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het. 

 


26

 

 De rechtvaardige is voortreffelijker dan zijn naaste; maar de weg der goddelozen doet hen dwalen. 

 


27

 

 Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden; maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen. 

 


28

 

 In het pad der gerechtigheid is het leven; en in den weg van haar voetpad is de dood niet. Spreuken 13 

 


Spreuken 13

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: